“De dood mogen we meer normaliseren. Je merkt het al bij een uitvaart: als nabestaande zit je met je rug naar de overige aanwezigen.”
De dood is niet eng, gek of spannend. Althans, niet voor Sandra (39). Ze verloor al jong enkele dierbaren, wat naast verdriet ook interesse in de dood opriep. “Wat mij betreft mogen we de dood wel wat meer normaliseren. Maar als je erover begint, wordt men er toch ongemakkelijk van.”
Ik denk dat ik in mijn leven zo’n 28 uitvaarten heb bijgewoond. Toen ik zeven was, verloor ik mijn opa. In mijn pubertijd overleed een medeleerling. Kort erna overleed een buurjongen. Hij was ook een collega. Dat maakte veel indruk, maar ik raakte ook geïntrigeerd door de dood. Ik wilde weten wat het overlijden voor hun gezinnen en diens omgeving betekende. In mijn familie was het gelukkig normaal om het over de dood te hebben. Ik vond het altijd typisch als kinderen om mij heen het onderwerp wilden vermijden.
Met de rug naar de overige aanwezigen
Ook als volwassene vind ik dat we de dood wat meer mogen normaliseren. Je merkt het al bij een uitvaart: als nabestaande zit je met je rug naar de overige aanwezigen. Je kijkt elkaar niet aan. Waarom zitten we niet in een kring om de kist? Wat mij betreft mag het allemaal wat warmer. Daarin hebben we ook een taak naar de jongere generatie, voor wie de dood eng en gek is. Dat zal het natuurlijk altijd wel blijven, maar hoe bewuster we met de dood omgaan, des te dragelijker de rouw wordt.
Omdat ik ziek ben, speelt de dood een actievere rol in mijn leven. In 2012 is mijn schildklier verwijderd en in 2019 kwam ik erachter dat ik een progressieve slokdarmziekte heb. De ziekte laat zich moeilijk behandelen en een prognose voor het ziekteverloop is er niet. Ik volg een strikt dieet en verder is het afwachten hoe de ziekte zich ontwikkelt. Dat baart soms wel zorgen voor de toekomst. Daarom wil ik mijn kinderen voorleven hoe je op een gezonde manier met de dood om kan gaan. Ik bespreek de dood dan ook actief met mijn zoons. De ene keer zijn ze daar ontvankelijker voor dan de andere keer. Ze vinden het best prettig om over een begraafplaats te lopen. Dan polsen ze: “Wat zou jij mooi vinden?”. Zo proberen we het tot een gesprek te laten komen. Meestal met wat humor. Als ouder wil je natuurlijk dat je kind zo onbezorgd mogelijk opgroeit, maar ik vind het belangrijk en ook realistisch om het af en toe over de dood en afscheid te hebben.
Rouw: een boek dat je openslaat
Op de uitvaart van mijn oma beschreef mijn opa rouw als volgt:
“Vergelijk het rouwproces maar met een boekenkast. In die kast staat een boek met als titel ‘rouw’. Soms wordt dit boek uit de kast gehaald en ingekeken. Je legt het op je schoot. Je voelt dan de pijn. Dat is niet erg. Dat hoort bij rouw. Maar er moet een moment komen, dat je het boek weer dicht kunt doen. En dat je het weer op z’n plaats, in de kast kunt zetten tot een volgend moment. Het boek mag daar staan. Het hoeft niet achter andere boeken te worden weggestopt. Zodat het onzichtbaar wordt. Dat is niet goed. Zoals het evenmin goed is, het boek open te laten liggen op je schoot. Want je blijft dan zitten achter een geopend boek.” – Koos Kret
Dat is hoe rouw er voor mij uit is gaan zien. De vaardigheid om het verdriet op te zoeken en daarna weer los te laten, heb ik door de jaren heen ontwikkeld. Simpelweg omdat ik zo vaak met de dood te maken kreeg. Dat doe ik door foto’s te kijken, een graf te bezoeken. Of ik brand een kaarsje, zet een kop thee en laat bepaalde herinneringen de revue passeren. Het is natuurlijk niet altijd te plannen, soms overvalt de rouw je omdat je ergens aan herinnerd wordt. Maar dan duw ik het niet weg. Het moment is er dan gewoon.
Mijn advies aan anderen zou zijn: geef rouw een stem. Druk het niet weg, laat het er zijn, doorvoel het. Dat kan door aan het metafoor van het boek te denken, of in de vorm van een mooi ritueel. En laten we alsjeblieft vaker met elkaar over de dood praten. Als er dood is, is er ook leven.”