“Nu duurt het niet lang meer, dachten we”
Hoe verhoud je je tot een stervende ouder die maar niet doodgaat? Zeven maanden, zo lang zou de moeder van Jos nog te leven hebben. Meerdere malen dachten Jos en zijn zussen dat ze ‘nu echt zou komen te overlijden’, maar hun 83-jarige moeder bewijst keer op keer het tegendeel. De naderende dood van zijn moeder leidt bij Jos tot introspectie. “Plots ben ik me er bewust van dat ik ouder word. Hoe gaat mijn laatste uur eruitzien en kan ik me daar dan aan overgeven?”“Twee jaar geleden kreeg mijn moeder de fatale diagnose: de kanker die eerder onder controle leek, was uitgezaaid. Volgens de specialist had ze nog zeven maanden te leven. Dat kwam hard aan. Mijn moeder, een hele vitale vrouw, was helemaal nog niet klaar met leven. Na de diagnose kon ze nog lang doorgaan alsof er niets aan de hand was; ze bleef wandelen, koken en voor de kleinkinderen zorgen. Maar in de zomer van 2023 ging het ineens niet meer. Van de ene op de andere dag stortte ze in en was ze aan bed gekluisterd. Hangend aan de schouders van mijn zus, bij wie ze inwoont, lukte het haar nog om naar een stoel te lopen. Nu duurt het niet lang meer, dachten we.
Inmiddels zijn we tien maanden verder. Meerdere keren leek haar einde nabij, elke keer weer veerde ze terug. Zo dachten we in de zomer nog dat ze haar verjaardag in september vast niet zou halen. Op haar verjaardag begonnen we voorzichtig aan kerst te denken. Zou het? En ja hoor, met kerst zat ze stralend in ons midden. Ik schreef er een column met een knipoog over, getiteld ‘Mijn moeder zit op sterven’. Die heb ik aan haar voorgelezen, ze kon er smakelijk om lachen.
Berusting
De overweldigende gevoelens van verdriet hebben plaatsgemaakt voor berusting. Niet alleen bij mijn moeder, ook bij mij. Ik woonde een aantal jaar in de Verenigde Staten en stond ten tijde van de diagnose net weer op Nederlandse bodem. Toen ik het nieuws hoorde, voelde het alsof het fundament onder mijn bestaan wegviel. Nu weten we dat het gaat gebeuren en mag het ook gebeuren. Ik stel me weleens voor hoe het is om zonder haar verder te moeten. Eerder was dat een schrikbeeld, inmiddels kan ik me daar voorzichtig een voorstelling van maken.
Afscheid nemen vind ik een vreemd begrip. We leven gewoon met elkaar. Natuurlijk heb ik het met mijn moeder over haar ziekte en over hoe zij de dood ziet, maar het is niet zo dat we een gezamenlijke bucketlist afwerken. Wat wel sterk leeft: aan mijn ouders laten zien dat het goed met me gaat. Ik ben neurodivergent, waarschijnlijk hoogbegaafd, waardoor het lang duurde voordat ik mijn weg vond. Mijn ouders zijn er altijd voor me geweest. Ze maakten mijn teloorgang mee toen er in de VS geen werk meer voor me was. Noodgedwongen moest ik terug naar Nederland. Ik durf wel te zeggen dat ik inmiddels mijn draai heb gevonden, al is er nog één droom: een Nederlandstalig boek uitgeven. Daar zou ik mijn vader en moeder graag trots mee maken.
Door mijn moeders naderende dood reflecteer ik veel. Hoe gaat mijn laatste uur eruitzien en kan ik me daar dan aan overgeven? Plots ben ik me er bewust van dat ik ouder word. Je knippert met je ogen en ineens word je de oudste generatie. Ik heb een fantastische dochter die tot bloei aan het komen is. Jeetje, daar ga ik straks afscheid van nemen, schiet er dan door mijn hoofd. Ik ben nadrukkelijk bezig met aanvaarden dat de dood bij het leven hoort. Pas als we daartoe in staat zijn, kunnen we ten volste leven. Niet door hedonistisch escapisme, maar door in het hier en nu aanwezig willen zijn.“Ik ben nadrukkelijk bezig met aanvaarden dat de dood bij het leven hoort. Pas als we daartoe in staat zijn, kunnen we ten volste leven”
Plannenmakerij
Naast de rouw om een naderend afscheid en de overpeinzingen om mijn eigen vergankelijkheid, leeft er nog iets anders: het onbestemde gevoel van hoop. Elke ochtend als ik opsta en met mijn koffie en door het huis banjer, ervaar ik hoop, verwachting en plannenmakerij. Plannen voor boeken, ideeën voor gedichten. De openheid voor het leven behouden, ook al ben je je bewust van het naderende einde. Dat is een hele moeilijke, maar o zo belangrijke balans.”