“Ik ben veel vrienden uit ons gezamenlijke leven verloren door mijn periode op straat”
Dakloos raken na het verlies van je partner. Het overkomt Pieter nadat zijn vriendin Ellen overlijdt. Omdat hij de huur niet in zijn eentje kan betalen, wordt Pieter zijn huis uitgezet. Er volgt een jaar op straat: overdag op een bankje in het centrum van Den Haag, ‘s nachts in een bunker net buiten het centrum. Zonder ruimte voor rouw. “Ik moest mijn hoofd boven water zien te houden.”
“Ik was vijftien jaar samen met Ellen. We hebben elkaar via het koor ontmoet. Ellen was een ontzettend sociaal en actief iemand. In de zomers hielpen we in Frankrijk op campings met het opbouwen van tenten en het ontvangen van de gasten. Het leven lachte ons toe. Tot Ellen botkanker kreeg. Ze had al eens borstkanker gehad en was genezen verklaard. We keken vooruit, verwachtten niet dat het weer mis zou gaan. Maar die tweede keer bleek het goed mis. De kanker zat in haar heup, was uitgezaaid naar de longen en andere plekken in het lijf. Behandelen bleek zinloos. Uiteindelijk is Ellen aan een hartstilstand gestorven toen ze in het ziekenhuis lag. Ik was continu bij haar, maar haalde net op dat moment thuis iets op. Toen ik terugkwam was Ellen overleden.
De huur niet alleen kunnen betalen
Het klinkt gek, maar tijdens haar ziekbed hebben we het eigenlijk niet gehad over de periode erna. De ziekte slokt je op. Misschien durfden we er niet over te praten. Het is natuurlijk een lastig iets. Ondertussen raakte ik overspannen en belandde in de ziektewet. Ik verwachtte dat ik na Ellen’s overlijden met haar volwassen zoons in het huurhuis zou kunnen blijven. We zouden allemaal bijdragen aan de huur, zo was de afspraak. Maar nadat Ellen was gestorven, vonden zij al snel een andere woning. Ik kon de huur niet meer betalen en kwam op straat te staan.
In mijn omgeving wist alleen mijn zus dat ik op straat sliep. Zij woonde ver weg, dus ik kon niet bij haar terecht. Er volgde een hele zware periode. Vooral de dagen duurden lang. ‘s Nachts sliep ik met een andere dakloze jongen in een verlaten bunker. Dat was prettiger dan in de grote zaal op de daklozenopvang. Overdag haalden we koffie op het station, zaten we op een bankje in het centrum, wachtend op de soepbus die ‘s avonds langs zou komen. Aan het verlies van Ellen dacht ik weinig. Het was wel aanwezig, maar ik kon er niet aan toegeven. Ik moest het hoofd boven water houden. Dat lukte overigens redelijk. Ik bleef rustig, raakte niet verslaafd. Ik had het geluk dat ik mijn uitkering nog steeds ontving, waardoor ik niet hoefde te bedelen.
Het wordt beter
Een jaar nadat ik op straat belandde, kon ik terecht bij een opvanghuis voor daklozen. Ik kreeg uiteindelijk via een stichting een eigen kamer toegewezen en er werd me psychische hulp geboden. Eindelijk kwam ik aan rouwen toe en kon ik de periode op straat verwerken. We zijn nu zes jaar verder en ik durf weer te zeggen dat het goed met me gaat. Ik heb een nieuw leven opgebouwd. Ik bezoek het graf van Ellen nog regelmatig en soms droom ik over haar. Wat jammer is, is dat ik veel vrienden uit ons gezamenlijke leven ben verloren door mijn periode op straat. Ik heb daardoor weinig contact met mensen die Ellen ook hebben gekend. Maar het leven lacht me weer toe. Ik zat zo in de put, en ben er uiteindelijk weer bovenop gekomen. Anderen zou ik willen meegeven: hoe moeilijk het ook is, het wordt écht beter.”