We hebben afweermechanismen ontwikkeld om niet dagelijks bezig te hoeven zijn met onze sterfelijkheid
Ongemak rondom de dood is iets menselijks. Het levert echter vaak miscommunicatie, blunders en onbedoeld pijnlijke situaties op die we uiteraard liever vermijden dan aangaan. Dit artikel legt het ongemak bloot door het te benoemen: alles heeft te maken met angst.
Je staat na een drukke werkdag voor de koelkast met groente in de supermarkt en bestudeert geconcentreerd je boodschappenlijstje als iemand achter je vraagt: ‘Pardon, mag ik er even bij?’ Je kijkt op en herkent de dochter van de overbuurvrouw die dit weekend is overleden. Ze was op leeftijd en had longkanker, dus haar overlijden was geen verrassing.
Maar deze onverwachte confrontatie met haar dochter wel.
‘Hoi’, zeg je ongemakkelijk. ‘Hoi’, zegt ze terug. Er valt een stilte. Wat moet je tegen haar zeggen? ‘Gecondoleerd’? Nee, te onpersoonlijk. ‘Sterkte met het verlies?’ Dat komt uit de lucht vallen. De stilte is nu bijna voelbaar.
‘Goh, ik hoorde het van je moeder,’ begin je maar aarzelend. ‘Ja’, zegt de dochter, zichtbaar aangeslagen, ‘morgen is de begrafenis.’
Eigenlijk moet je zo snel mogelijk naar huis omdat het jouw beurt is om te koken, maar je wil niet onbeleefd zijn. En dus vraag je: ‘Hoe oud is ze geworden?’ ‘Tachtig’, vorige week.’ Om haar wat op te vrolijken zeg je: ‘Nou, tachtig is in elk geval een mooie leeftijd. Dan is ze toch behoorlijk oud geworden voor iemand die haar hele leven heeft gerookt?’ Omdat haar gezicht nog meer lijkt te betrekken, vervolg je haastig: ‘Joh, bekijk het positief: het is wel fijn dat je nu niet meer hoeft te mantelzorgen.’
De dochter kijkt je sprakeloos aan. Haar verwarde blik voelt oncomfortabel. Om ervan af te zijn geef je je boodschappenkar een duw. ‘Nou, sterkte, hè, morgen. Ik moet aan het eten.’
Tenenkrommend
Misschien denk je nu ‘Zoiets zeg je toch niet?’, maar wanneer je rondvraagt onder mensen die een dierbare zijn verloren, kom je (vaak goedbedoelde) uitspraken tegen die zelfs nog tenenkrommender zijn. We hebben er een aantal voor je verzameld onderaan deze tekst. En om eerlijk te zijn heb ik ook wel eens tegen iemand gezegd dat tachtig best een mooie leeftijd is. Alsof dat het overlijden wat minder erg maakt.
We vinden het over het algemeen erg lastig om iets zinnigs te zeggen als het over pijnlijke emoties gaat. Niet voor niets zijn de meest ingetypte zoekopdrachten bij Google tips voor tekst op een condoleancekaart of wat zeg je tegen iemand die rouwt. Nog los van de mogelijke maatschappelijke, sociale en culturele oorzaken zoals de individualisering, medicalisering en ontkerkelijking heeft ons individuele ongemak ook meerdere oorzaken. En die zijn meestal geworteld in angst: we zijn bang voor de dood, bang voor problemen zonder oplossing en we zijn bang om ons kwetsbaar te voelen (of iemand te kwetsen).
Doodsbang
Ben jij bang om dood te gaan? Dan ben je niet de enige. Elke levend wezen heeft een natuurlijk overlevingsinstinct. Maar bij mensen ligt het net wat gecompliceerder. Psycholoog Paul Wong legt uit: “Doordat we ons als mens bewust zijn van ons eigen sterfelijkheid en we ook in staat zijn om daar een betekenis aan te geven, hebben we van de dood een heel complex verhaal gemaakt. We hebben er verschillende psychologische, spirituele, maatschappelijke en culturele betekenissen aan verbonden. En die hebben belangrijke gevolgen voor ons welzijn.” Een betekenis kan bijvoorbeeld zijn dat je gelooft dat er leven is na de dood. Het gevolg kan zijn dat je daardoor een stuk minder angstig leeft.Het klinkt cru, maar eigenlijk zijn we allemaal elke dag onbewust bezig om de dood te omzeilen. Alleen al door te zorgen voor voldoende eten en slaap en door activiteiten te vermijden die te risicovol zijn (niemand haalt het bijvoorbeeld in z’n hoofd om een snellere route te nemen via de verkeerde kant van de snelweg). We hebben afweermechanismen ontwikkeld om niet dagelijks bezig te hoeven zijn met alles wat ons herinnert aan het feit dat we sterfelijk zijn. Sterker nog: onze hersenen blokkeren zelfs zodra ons gevraagd wordt te denken aan onze eigen dood. “We kunnen rationeel niet ontkennen dat we ooit doodgaan, maar we denken dat het vooral andere mensen overkomt, niet onszelf,” zegt de Israelische onderzoeker Yair Dor-Ziderman daarover.
Voor alles is een oplossing
Onze maatschappij is gericht op het oplossen van menselijke ongemakken. Veel uitvindingen worden gedaan om sneller, beter, gezonder en mooier te kunnen leven. Ben je gevallen? Pleister erop. Lukt iets niet? Kan niet is dood (en Wil niet ligt op het kerkhof). De dood is ongemakkelijk en praten erover ook, dus als vermijden niet lukt dan willen we het zo snel mogelijk oplossen. In de eerste plaats voor onszelf, maar ook voor een ander. Dan kan het zomaar zijn dat we er, zonder erg, een dooddoener uitflappen als ‘Ach joh, de eerste pannenkoek mislukt toch ook altijd’. Met zo’n dooddoener los je vooral eerst bij jezelf het ongemakkelijke gevoel op dat je krijgt van het pijnlijke verhaal van de ander.
Uit onderzoek blijkt namelijk dat we een verhaal over iets dat eerst positief was en nu negatief veel lastiger vinden om naar te luisteren dan wanneer we bijvoorbeeld horen over pijnlijke emoties die de nabestaande inmiddels overwonnen heeft. Psycholoog Dan McAdams noemt de eerste variant ‘besmettingsverhalen’ en de laatste ‘verlossingsverhalen’. Veel romans en Hollywoodfilms spelen in op dit fenomeen; films met een goede afloop geven ons het positieve gevoel van veerkracht en hoop en maakt de confrontatie met de pijnlijke emoties minder heftig. Na een verlossingsverhaal kunnen we opgelucht ademhalen en weer verder met ons leven.
Stel je voor dat je iets verkeerds zegt…
We willen in een gesprek met iemand die het zwaar heeft niet graag een flater slaan of onzeker overkomen. Laat staan dat we iemand onbedoeld willen kwetsen of pijn doen. Verkrampt proberen we dan het juiste te zeggen, maar daardoor zeggen we juist iets wat niet handig is. Het ongemak zorgt er vaak ook voor dat we het onderwerp dan maar liever helemaal vermijden.
En soms willen we het er gewoon zelf even niet over hebben. Bijvoorbeeld wanneer het verdriet van de ander oude pijn oproept van een verlies dat we zelf hebben meegemaakt. Of wanneer we ons identificeren met het verhaal en bang zijn dat de dood ons zelf overvalt of iemand die ons dierbaar is.
Andersom vindt iemand die intens verdrietig is het vaak ook heel bezwaarlijk om een ander lastig te vallen met zwaarmoedigheid en negatieve verhalen. Niet zelden antwoordt iemand die rouwt op je vraag ‘Hoe gaat het met je?’ eerst ontwijkend ‘Naar omstandigheden wel goed’ om je beleefd de ruimte te bieden de olifant in de kamer te negeren, maar hoopt tegelijkertijd dat je toch geïnteresseerd bent en doorvraagt (voor veel vragenstellers is dit echter eerder het signaal om juist niét door te vragen, omdat ze denken dat de rouwende het er niet over wil hebben).
Iemand die rouwt is vaak bang dat de ander zich ongemakkelijk gaat voelen. Of om op een ongepast moment in huilen uit te barsten. Vaak ook wil een rouwende zich sterker voordoen, omdat hij of zij bang is vriendschappen of het contact met collega’s te verliezen.
En zo maken we het onszelf door al die aannames, angsten en interne conflicten niet gemakkelijker om naar elkaar uit te reiken.
Dit is het ergste dat je kunt doen
Heb jij wel eens gedaan alsof je iemand aan de overkant van de straat niet zag en ben je snel een willekeurige winkel ingedoken? Nog erger dan het onderwerp vermijden is de confrontatie met de rouwende helemáál uit de weg gaan. Ontweken worden staat gelijk aan sociale uitsluiting en daardoor kan een rouwende zich nog meer alleen voelen in zijn of haar proces. Niet voor niks wordt wel eens gezegd dat je bij een overlijden naast een dierbare ook vaak je sociale leven verliest.
Maar wat doe of zeg je dan wel?
Is er een remedie tegen al die angst en ongemakkelijkheid over de dood? Als oplossingsgerichte denkers willen we natuurlijk antwoord op deze vraag. Wetenschappers buigen zich al ruim veertig jaar over angst voor de dood en de acceptatie ervan, er zijn ontelbare cursussen en opleidingen die je kunt volgen en er is zelfs een SIRE-campagne over gemaakt. In de praktijk heeft dat nog niet genoeg uitgehaald. Een oplossing lijkt dus behoorlijk ingewikkeld te zijn. Zoals met alle persoonlijke en maatschappelijke veranderingen heeft ook het leren omgaan met de dood tijd en aandacht nodig. En het belangrijkste: de bereidheid en vastbeslotenheid van steeds meer mensen om er iets aan te doen en uit te reiken naar elkaar.
Allereerst: je bent geen uitzondering.
Realiseer je dat het heel menselijk is dat we bang zijn voor de dood. Dit geeft jezelf en een ander de ruimte om te accepteren dat we het er allemaal moeilijk mee hebben.
Bedenk je ook dat, tenzij je het zelf hebt meegemaakt (maar dan nog…), je nooit echt hebt geleerd om te praten over de dood. Niet of nauwelijks op school en ook niet op je werk. Het kan zelfs een onderwerp zijn waar thuis nooit over werd – en wordt – gepraat. Niet verwonderlijk dus dat we het er lastig mee hebben.
Zo heb je vast ook nooit geleerd hoe je met je eigen sterfelijkheid om kunt gaan. Uit meerdere interessante studies komt naar voren dat mensen die van nature meer bewust zijn van hun sterfelijkheid, minder de noodzaak voelen om hun wereldbeelden te verdedigen nadat zij aan de dood worden herinnerd. Ook denken ze positiever over zichzelf: ze hebben meer eigenwaarde en meer helderheid over wie ze zijn en wat ze willen. Ze ervaren meer existentieel welzijn. Het lijkt tegenstrijdig, maar hoe bewuster je bent van je eigen dood, des te lekkerder je in je vel zit.
Ten tweede: wees gewoon open.
Ongemak is zeker geen onwil. Een prettige manier om het ongemak over een moeilijk gesprek weg te nemen is door dat ongemak gewoon eerlijk naar elkaar te benoemen. Dat voelt kwetsbaar omdat het lijkt of je onkunde of onwetendheid openlijk tentoonspreidt, maar niets is minder waar; het komt juist heel krachtig over wanneer je toe kunt geven: ‘ik weet nu even niet wat ik moet zeggen, want ik vind het zo erg voor je wat er is gebeurd’. Dat is vaak al voldoende om het ijs te breken. En voor iemand die rouwt is het niet afwijzend of bot om te zeggen ‘sorry, ik vind het nu even moeilijk om erover te praten’. Integendeel, het helpt de ander om te weten dat het oké is om het even te laten rusten. En soms, wanneer een rouwende het ingewikkeld vindt om het zware onderwerp (weer) ter sprake te brengen en jou daarmee te belasten, dan is het fijn om te horen ‘ik zou best willen zeggen hoe ik me werkelijk voel, maar ik weet dat je nu druk bent en ik wil je niet zomaar overvallen met mijn verdriet.’
Het belangrijkste is dat je oprecht geïnteresseerd bent en de ander laat zien dat je je best doet om een brug te slaan. Die wens tot begrip en verbinding is meer waard dan honderd loze woorden.
Wat je maar beter niet kunt zeggen: (praktijk)voorbeelden van gespreksmissers
De goedbedoelde ‘het kan altijd erger’-adviezen
‘Gelukkig heb je nog afscheid van haar kunnen nemen’
‘Gelukkig ben je nog jong…’ (…en kan je nog kinderen krijgen, je leven oppakken,
een andere partner vinden)‘Gelukkig was je al gescheiden!’
‘Gelukkig heb je veel lieve mensen om je heen’
Gelukkig heb je je andere zoons nog’
‘Gelukkig zag je het aankomen, een ongeluk was erger geweest’ (na een lang ziekbed)
De misplaatste opkikkers
‘Hoe oud is je moeder geworden? Nou, tachtig is in elk geval een mooie leeftijd!’
‘Verdrietig, maar dan hoef je nu dus ook niet meer te mantelzorgen!’
‘Waar de ene deur dichtgaat, gaat een andere open’
‘Je ziet er nog hartstikke goed uit voor je leeftijd, je vindt zo weer een nieuwe partner!’
‘Kop op, geen hand vol maar een land vol!’
‘Kijk naar wat je hebt in plaats van naar wat je verliest’ (na een doodgeboren kindje in een gezin met meerdere kinderen)
‘De eerste pannenkoek mislukt toch ook altijd!’
De ‘je moet het gewoon maar accepteren’-tegeltjeswijsheden
‘Het is Gods wil/straf’
‘Tsja, je krijgt wat je dragen kan’
‘Het is wat het is’
‘Niets gebeurt zonder reden’
‘Je komt er altijd sterker uit’
‘Verdriet gaat vanzelf weer over’
‘De tijd heelt alle wonden’
De ‘het valt toch best mee’-retorische vraag
‘Je zus was toch al heel lang ziek?’
‘Je vader rookte toch?’
‘Je had toch al een tijdje geen contact meer met die vriendin?’
‘Ze was toch al een poosje dement?’
‘Je wist toch al langer dat hij dood zou gaan?’
‘Jullie waren toch niet getrouwd?’
De gespreksafk(n)appers
‘Nou, ik hoop dat je het snel een plekje kunt geven’
‘Zullen we het over iets gezelligers hebben?’
‘Ik weet precies hoe je je voelt, want toen mijn moeder overleed…’
‘Ja, vreselijk allemaal. Sterkte dan, he?’
‘Je kunt me altijd bellen, he?’
Welke gespreksmisser heb jij wel eens gezegd of gehoord die niet in dit lijstje staat? Deel het met ons in de reacties.
Onze lieve vader van 90+ overleed twee maand geleden na een vreselijke val. Dan hoor je inderdaad het nodige, van overigens uitermate goed bedoelende, behulpzame, lieve schatten van buren en vrienden. Tja, die van ‘het een plekje kunnen geven’ komt inderdaad vaak langs. Een erg populaire blijkbaar. Maar ik weet nog steeds niet wat het nou betekent. Niets, vermoed ik. Een Happinez-dooddoener. Wat ik ook vaak hoor, met variaties: ‘Denk aan de goede herinneringen’. Alsof die het andere, het verdriet, de uitputting en de verslagenheid, het ‘vuist in je gezicht’-gevoel opheffen. Een soort weegschaal of ‘2x min = plus’ formule. Nee dus. En ja, die van ‘dat is een mooie leeftijd’ komt ook voorbij. Hoezo? Waar begint dat, een mooie leeftijd? En is het dus minder erg dat zijn laatste dagen zo ellendig waren? Ik heb veel liever dat mensen niets zeggen en alleen maar luisteren. Echt luisteren. Dat helpt wél. Maar die kunst verstaan maar weinigen.
Ja, nu weet ik wat ik niet moet zeggen, maar vertel me dan ook eens wat ik wel kan zeggen op zulke moeilijke momenten.
Ik zeg vaak gewoon dat ik geen mooie woorden voor ze heb. misschien ook een misser ? ik weet het niet meer.
9 jaar geleden overleed de vader van onze kinderen, een zelfgekozen dood… Wij waren toen drie jaar gescheiden maar het verdriet was enorm. De vader van onze kinderen, hun verdriet was en is nog steeds hartverscheurend om te zien. Maar ook bij mij als ex partner was het verdriet groot. Want de liefde is er geweest en uit liefde zijn de kinderen geboren. Maar de opmerking
‘Gelukkig was je al gescheiden!’ heb ik maar wat vaak gehoord, zelfs de bedrijfsarts zei maar je bent toch niet meer met hem getrouwd. Ook na het verlies van een kindje door een buitenbaarmoederlijke zwangerschap en 2 miskramen heb ik heel vaak ‘Kijk naar wat je hebt in plaats van naar wat je verliest’ en ‘Je hebt gelukkig al twee gezonde kinderen’ gehoord.
M.b.t. de categorie “dingen die je beter niet kunt zeggen”:
mensen die joviaal met veel energie binnen komen, je vervolgens een keiharde hand geven met daarbij de (luide) uitspraak: “He, hoe gaat het??” en dat telkens weer als ik die persoon(en) ontmoet binnen de familie. Ik gruwel telkens van die ontmoetingsuitspraken, ervaar ze als “psychopathisch” , totaal niet invoelend, contact-loos, hol.