“Ineens kwam er een kracht in mij vrij. Zo puur, zo liefdevol! Alles begon te zinderen.”
Niet één keer, maar twee keer moest Petra Clemens afscheid nemen van een echtgenoot. Twee keer zag ze zich geconfronteerd met intense rouwprocessen. Twee keer doorleefde ze haar rouw ten diepste en raakte steeds weer aan wat haar pijn deed. ‘Alsof je in een spiegel kijkt en de confrontatie aangaat met alles wat er in je leeft, bewust en onbewust,’ waarop een immense kracht in haar vrijkwam. Noem het de bron, noem het God, wat je wil… Of met de woorden van Petra: het onverwoestbare.
Petra: “Mijn eerste man overleed in de jaren tachtig. Hij had zich die dag ziekgemeld omdat hij zich niet lekker voelde. We dachten dat het wel over zou gaan. Tot ik dat telefoontje op mijn werk kreeg. Ik moest naar huis komen. Mijn man was dood aangetroffen in bed. Gevonden door de controleur van het GAK die moest beoordelen of hij wel echt ziek was. Zo ging dat in die tijd. De buurvrouw had de controleur nog binnengelaten. Mijn wereld stortte in. Ik was helemaal in shock en raakte compleet de weg kwijt. Het is moeilijk uit te leggen. Je denkt te rouwen, maar in dat proces manifesteerden zich ook pijnen uit het verleden die ik diep weggestopt had. Alles kwam naar boven en ik raakte compleet afgesneden van het leven. Ik ervoer geen enkele connectie meer, alleen maar totale eenzaamheid. Het was een hel.
De confrontatie
“En toch, als ik terugkijk, dan zou ik niets van die tijd gemist willen hebben. Het heeft me gevormd tot wie ik nu ben. De weg door mijn rouw heen, was door alles aan te raken wat ik tegenkwam. Alsof je in een spiegel kijkt en de confrontatie aangaat met alles wat er in je leeft, bewust en onbewust. Daar heb ik toen een kunstwerk op gebaseerd, met ogen van spiegels. Als je dan al je processen hebt doorleeft, dan komt er ook een moment waarop je een keuze moet maken: ga je leven of blijf je in de dood hangen? Ik besloot ja te zeggen tegen het leven en de dood achter mij te laten; om niet langer te blijven wentelen in mijn pijn en verdriet. Wat er toen gebeurde zal ik nooit vergeten, ik kan me zelfs de dag en het tijdstip nog herinneren. Want ineens kwam er toch een kracht in mij vrij. Zo puur en onaards, zo liefdevol! Alles om mij heen begon te zinderen. Het was alsof ik opnieuw geboren werd.”
Het Onverwoestbare
“Het ervaren van die kracht, en alles wat daaraan voorafgegaan is, het is het me allemaal waard geweest. Het leerde mij dat alles tijdelijk is. Niets is mijn eigendom, alles is geleend, zelfs de tijd. En in die ‘ontijd’, dat wat tijdloos is, schuilt voor mij de bron. Het onverwoestbare. Sommigen noemen die onverwoestbare kracht ook wel God of iets anders. Maar waar het mij om gaat, is dat als je je bewust bent van die kracht, je veel meer kan verdragen dan je denkt. Wanneer je dan iemand verliest, dan weet je dat je diegene los kan laten. Ook al wil je dat niet. Het is afkicken van wat is geweest, van degene aan wie je verslingerd was. Hoe pijnlijk is dat! Maar de liefde, die blijft. Die verplaatst zich naar jouw innerlijk en blijft daar wonen.”
Een instinkertje
“Toen kwam ik mijn tweede man Martin tegen. We hebben zesentwintig fantastische jaren gehad, tot ook hij overleed. Dat was wel een instinkertje hoor, zo plotseling! Hij had COPD en was al een paar keer in het ziekenhuis beland, toch kwam hij er steeds weer uit. De laatste woorden van Martin voor hij stierf waren: ‘Petra, ik ga van die berg af en mijn remmen doen het niet. Ik haal de avond niet.’ Er volgde weer een rouwproces. Maar een heel ander rouwproces. Toen Martin overleed was die kracht waar ik het eerder over had weer duidelijk voelbaar en aanwezig. Ook in de periode erna. De energie werd alleen maar stabieler en intenser. Ik zag alles weer zinderen. Het gaf mij kracht. Natuurlijk was er ook het verdriet, de pijn, de eenzaamheid en al die shit. Niets menselijks is vreemd. Het is een natuurlijke reactie om na een verlies in een hoekje te willen gaan liggen met het gevoel ook dood te willen gaan.Maar ik wist dat ik daar doorheen zou komen. Iedere keer als ik weer in de put zat raakte ik meer en meer verweven met mezelf. En weet je, op de één of andere manier moet je toch vriendjes worden met de dood. De dood kan er ook niets aan doen dat hij er is.”