Hoe ga je als rouwprofessional om met tegenoverdracht?
Iedereen heeft verlieservaringen, dus jij als rouwprofessional ongetwijfeld ook. En hoe goed je die ook doorleefd hebt, soms kan iets oude herinneringen of emoties oproepen. Een cliënt met een vergelijkbaar verhaal bijvoorbeeld, of een kritische houding. Het verschijnsel waarbij een therapeut en een cliënt of patiënt elkaar triggeren noemen we overdracht en tegenoverdracht. In dit artikel bespreken we wat tegenoverdracht precies is en waarom het belangrijk is je hiervan bewust te zijn. Ook geven we je praktische tips om tegenoverdracht te herkennen en om er op een goede manier mee om te gaan.
Wat is tegenoverdracht?
Om uit te leggen wat tegenoverdracht is, is het handig om eerst te weten wat overdracht is. De term overdracht komt uit de klassieke psychotherapie. Psycholoog Sigmund Freud is de grondlegger van overdracht en tegenoverdracht. Overdracht betekent dat je onbewust gevoelens en verwachtingen uit eerdere relaties – vaak uit je kindertijd – projecteert op een ander. Dit gaat met name over relaties waarin afhankelijkheid een rol speelt, zoals bij een cliënt en een behandelaar. De cliënt ziet de therapeut bijvoorbeeld als een ouderfiguur. Zo kan een hulpvrager onverklaarbaar boos worden door een trigger of op een andere manier bovenmatig geëmotioneerd reageren, maar de cliënt kan ook een gevoel van verliefdheid of andere liefde ervaren voor de behandelaar.Zo’n trigger kan iets heel simpels zijn, zoals een typerend uiterlijk kenmerk dat zowel de behandelaar als een ouder heeft: bijvoorbeeld twee verschillende oogkleuren of een uitstekende kin. Maar het kan ook een herkenbare eigenschap of situatie zijn, die niet zo zichtbaar is: zwijgen of juist doorvragen – dingen die je als therapeut vaak doet.
Rouwprofessional P heeft ervaring met overdracht van een cliënt: “T leerde ik kennen toen ze mantelzorger was voor haar partner. Het werd steeds duidelijker dat ze worstelde met levend verlies: zo rouwde ze om de ziekte van haar man, maar ook om het verliezen van dingen die haar gelukkig maakten, zoals winkelen met vriendinnen of de intimiteit met haar man. Daar was ze heel open in naar mij toe. Plotseling gaf ze in één van de gesprekken aan dat ze verliefd was op mij en dat ze gemerkt had dat ik ook op haar verliefd was. Dat verbaasde mij enorm: ik heb een relatie en ben gelukkig met mijn partner. In gesprekken met cliënten laat ik mijn eigen leven zo veel mogelijk buiten beschouwing, omdat het er gewoonweg niet toe doet. Direct heb ik haar laten weten dat dit gevoel niet wederzijds was.”Tegenoverdracht is eigenlijk vergelijkbaar, alleen is de relatie precies tegenovergesteld: de therapeut ervaart onbewuste emoties tegenover een cliënt, door de verhalen van of de interactie met die cliënt. Na de openbaring van cliënt T, ervaart P een vorm van tegenoverdracht: “De vervolggesprekken hadden duidelijk een andere lading: ik was meer op mijn hoede waardoor ik nog meer op mijn woorden lette.”
Klinisch psycholoog en psychotherapeut Anton Hafkenscheid legt uit: “Tegenoverdracht zegt per definitie iets over de therapeut, maar het is een co-creatie: het zijn bepaalde typen mensen die bepaalde tegenoverdrachtsrelaties oproepen. Dat heeft vaak te maken met hechtingsstijlen van mensen. Mensen die een aanklampende hechtingsstijl hebben, zullen bij verschillende therapeuten de neiging oproepen om bijvoorbeeld wat meer afstand te houden. Bij mensen die juist een afwijzende hechtingsstijl hebben, zullen behandelaars sneller geneigd zijn extra hard te werken om ze dichterbij te krijgen. Dat kan problematisch worden: tegenoverdracht is een potentieel risico voor de behandeling.”
Impact op de cliënt én op de behandelaar
Hoe dat zit? Hafkenscheid: “Tegenoverdracht heeft vaak te maken met een positionering van een hulpvrager die je onprettig vindt, maar het kan ook betekenen dat je een hulpvrager juist té prettig vindt. In beide gevallen is dat een risico, omdat je als hulpverlener kritisch moet durven zijn op de manier waarop mensen door het leven gaan. Hecht je te veel waarde aan de band met je cliënt, dan durf je dat niet te riskeren.”
Het klinkt nu alsof tegenoverdracht per definitie slecht is voor het proces, maar dat hoeft niet zo te zijn. Overdracht kan de behandeling inderdaad bemoeilijken, maar het kan ook helpen: door de overdrachtsrelatie te bestuderen kunnen de oude ervaringen verwerkt worden. Het is dus van groot belang dat de overdracht herkend wordt en openlijk besproken wordt: zo wordt de cliënt zich bewust van de patronen.
Hoe herken je (tegen)overdracht?
Het antwoord op de vraag hoe je (tegen)overdracht herkent, is niet zo 1, 2, 3 gegeven: het verschilt per persoon en per situatie. De manier waarop je reageert kan namelijk variëren: je kunt emotionele reacties ervaren, maar ook gedragsveranderingen of fysieke symptomen. In het voorbeeld van cliënt T zie je dat zij emotionele reacties ervaart (verliefdheid) en dat behandelaar P zijn gedrag daar weer op aanpast.
Hafkenscheid heeft een tegenoverdrachtsinstrument ontwikkeld, waarmee je tegenoverdrachtsreacties kunt scoren. Op een schaal van 1 tot 4 geef je antwoorden op stellingen als ‘Als ik bij [cliënt] ben geeft die mij het gevoel dat ik door diegene op afstand wordt gehouden’ of ‘Als ik bij [cliënt] ben geeft die mij het gevoel belangrijk te zijn’. De scores van deze test geven een indicatie of er sprake is van tegenoverdracht, doordat ze de beïnvloedingsboodschappen van de patiënt in kaart brengen. Hiermee bedoelen we de impliciete boodschappen die de patiënt zendt met bijvoorbeeld lichaamstaal, spreekvolume of spreeksnelheid. Deze boodschappen worden samengevat in acht categorieën, die worden afgebeeld in de interpersoonlijke cirkel (de Roos van Leary), waarbij gekeken wordt naar de mate van dominantie in de communicatie en naar de relatie. Per categorie worden mogelijke valkuilen besproken én suggesties gegeven voor het doorbreken van de betreffende disfunctionele communicatie.
Maar ook zonder het model te gebruiken, kun je bij jezelf opmerken dat er sprake is van tegenoverdracht. “Tegenoverdracht is eigenlijk per definitie een afwijking van je eigen norm: als je je anders gedraagt of voelt dan je normaal gesproken doet, dan is dat vaak een voorbode van tegenoverdracht”, aldus Hafkenscheid. Het kan dan bijvoorbeeld helpen om van ieder gesprek een verslag te schrijven, om te kijken of je iets opvalt ten opzichte van gesprekken met andere cliënten.
Hoe ga je om met tegenoverdracht?
Zoals we al zagen, is het in de eerste plaats belangrijk om tegenoverdracht te herkennen. Blijf onderzoeken of je objectief in de behandeling staat of dat je reacties gekleurd zijn door je eigen verleden. Zelfreflectie is hierbij erg belangrijk. Vraag jezelf af: wat zegt dit mogelijk over jou wat je tegenkomt bij deze patiënt?
Je kunt hierbij ook gebruik maken van supervisie en intervisie. Hafkenscheid: “Collega’s kunnen elkaar erop aanspreken als ze iets opvallends zien: ‘Goh, je praat wel met heel veel liefde en warmte over deze patiënt.’” Dan kun je vervolgens bij jezelf onderzoeken waarom dat zo is.
Als je tegenoverdrachtsreacties niets te maken hebben met de cliënt maar vooral met jezelf – je bent getriggerd door bijvoorbeeld uiterlijke kenmerken of alleen maar een naam – en niet minder worden, is het een goed idee om zelf hulp te zoeken. Ga in therapie als je eigen ervaringen je dwars zitten in je werk. Zorg dus dat je zelf mentaal gezond blijft.
In een dergelijke situatie is het belangrijk om je af te vragen of je door moet gaan met de behandeling van deze patiënt. Hafkenscheid: “Tegenoverdracht moet vooral geneutraliseerd of tegengehouden worden als het het hulpverleningsproces schaadt. Soms maakt de therapeut zelf dingen mee die het nodig maken om een cliënt door te verwijzen. Het liefst doe je dat vóór het hulpverleningstraject, maar het kan ook tijdens.”
Voor P zijn deze opties herkenbaar: “In de intervisiebijeenkomsten die we regelmatig hadden is deze casus uitvoerig besproken. Ook heb ik T laten weten dat ik me niet comfortabel voel bij haar houding. Dit alles gebeurde tegen het einde van het behandeltraject, dus afronding was nabij en doorverwijzen naar een collega niet nodig. Wel had ik al eerder aangedrongen op een doorverwijzing naar een psycholoog, gezien de problematiek waar T verder nog mee kampte.”
Persoonlijke ervaringen met tegenoverdracht
Als rouwprofessional heb ik zelf ervaren hoe sterk tegenoverdracht kan optreden in mijn werk. Hoewel het niet vaak gebeurt, zijn er twee momenten geweest die mij diep hebben geraakt en mijn eigen rouwervaringen hebben getriggerd.
Een van die momenten vond plaats toen ik een cliënt ontmoette die haar dochter had verloren in omstandigheden die veel overeenkwamen met mijn eigen ervaring. Toen ik zes jaar oud was, verloor ik mijn zusje van twee bij een verkeersongeval; ik was er zelf bij en zag het allemaal gebeuren. Dit verlies heeft een blijvende impact op mijn leven gehad en ik heb er jarenlang aan gewerkt om het te verwerken. Toen ik ongeveer vier jaar geleden een cliënt ontmoette die haar kind in een soortgelijk ongeluk was verloren, merkte ik dat haar verhaal te veel emoties bij mij opriep. Ik besefte dat ik niet objectief kon blijven en heb haar eerlijk verteld dat haar situatie mijn eigen herinneringen te sterk naar boven bracht. Ik heb haar vervolgens doorverwezen naar een collega, omdat ik vond dat ik haar niet op een professionele en onbevooroordeelde manier kon begeleiden. Dit was een belangrijke les voor mij over het belang van het herkennen van tegenoverdracht en het maken van de juiste keuze voor zowel mezelf als de cliënt.
Een andere situatie betrof een casus van stervensbegeleiding bij euthanasie. In 2007 begeleidde ik een zeer goede vriend in zijn proces van de diagnose kanker tot aan zijn uitvaart. Jaren later werd ik gevraagd om een man bij te staan die niet alleen door een soortgelijk proces ging, maar ook nog eens veel op mijn overleden vriend leek. Ik merkte dat ik getriggerd werd en voelde dat de herinneringen aan mijn vriend weer boven kwamen. Dit besprak ik openlijk met de cliënt, en hij waardeerde mijn eerlijkheid. Het zorgde zelfs voor een hechtere band en hij gaf aan dat hij het waardeerde om iemand te hebben die echt begreep wat hij doormaakte. Dit leerde me dat, wanneer zorgvuldig en gedoseerd toegepast, het delen van eigen ervaringen in sommige gevallen juist kan bijdragen aan een betere begeleiding en een dieper begrip.
Deze ervaringen hebben mij laten zien dat tegenoverdracht niet per definitie negatief hoeft te zijn, zolang je het maar tijdig herkent en er op een bewuste en professionele manier mee omgaat. Soms betekent dat dat je moet besluiten om een cliënt door te verwijzen, maar soms kan het juist ook tot een dieper begrip en effectievere begeleiding leiden.
Tegenoverdracht in positieve zin gebruiken
Hebben de tegenoverdrachtsreacties juist te maken met het gedrag van de cliënt, dan kun je die ten goede gebruiken in de behandeling. Je kunt namelijk de onlustgevoelens die het gedrag van de hulpvrager oproepen bij jou als behandelaar inzetten als hulpmiddel door het openlijk te bespreken.
Hafkenscheid zegt hierover: “Het gaat dan vaak over gedragspatronen waar ook anderen moeite mee hebben. Je zegt: ‘Dit valt me op in contact met u, dat zegt ongetwijfeld wat over mij, maar laten we ook eens kijken wat dat over u zegt. Mag ik zeggen wat ik denk dat er speelt? Gedraagt u zich naar anderen ook een beetje zoals u zich naar mij gedraagt?’ Dan gebruik je tegenoverdracht productief.”
Je geeft dus aan dat je geen moeite hebt met het thema dat besproken wordt, maar met de manier waarop je cliënt communiceert. Hafkenscheid: “De manier van communiceren bepaalt vaak of het proces stagneert of in proces kan blijven. In groepsverband kunnen mensen soms net doen alsof zij de enige zijn met een verlieservaring en daarmee niet zien dat ze anderen op afstand zetten. Dat zie je ook weleens binnen families, dat één gezinslid het rouwen annexeert.”
De hele ervaring heeft P behoorlijk bezig gehouden: “Tegen haar psycholoog vertelde ze dat haar gevoelens voor mij kwamen door mijn gedrag. Dit is mij nog niet eerder overkomen. Ik heb veel nagedacht over wat ik voor signalen aan tegenoverdracht zou kunnen hebben gegeven dat T dit zo heeft opgepakt. Was dat omdat ik zo gesloten was over mijn privéleven? Of was er toch sprake van een invulling van T zelf? Het heeft mij nog alerter gemaakt: bij gesprekken geef ik duidelijk de kaders aan en spreek ik de verwachtingen steeds opnieuw helder af.”
Tegenoverdracht is dus niet per definitie iets wat slecht of schadelijk is en dus ook niet iets waar je je voor moet schamen als het je overkomt. Het gaat erom wat je ermee doet. Hafkenscheid: “Iedere hulpverlener is vatbaar voor tegenoverdracht. De vatbaarheid is niet het probleem; je voelt wat je voelt. Waar het om gaat is de vraag: is de hulpverlener in staat om het te herkennen en om er op een goede manier mee om te gaan?” Zijn de antwoorden op deze vragen ‘ja’, dan is het juist een manier om als therapeut te groeien.
Anton Hafkenscheid is ook auteur van het boek De therapeutische relatie.
In het boek Overdracht en tegenoverdracht van Fee van Delft lees je meer casusvoorbeelden van overdracht en tegenoverdracht.